11 juli 2001
Rock ‘n’ roll junkie
Hermanus “Herman” Brood (5 november 1946 – 11 juli 2001) was een Nederlands musicus, schilder, acteur en dichter. Als muzikant behaalde hij artistiek en commercieel succes in de jaren 1970 en 1980, en werd hij “de grootste en enige Nederlandse rock ‘n’ roll ster” genoemd. Op latere leeftijd begon hij een succesvolle carrière als schilder.
Brood was een enfant terrible en een culturele figuur, bekend om zijn hedonistische levensstijl van “sex, drugs en rock ‘n’ roll”.
Herman werd geboren in Zwolle, en begon op zijn twaalfde piano te spelen. In 1964 richtte hij de beatband The Moans op, die later Long Tall Ernie and the Shakers zou worden. Brood werd gevraagd om bij Cuby and the Blizzards te spelen, maar werd door het management weggestuurd toen de platenmaatschappij ontdekte dat hij drugs gebruikte. Gedurende een aantal jaren zat Brood in de gevangenis (voor het dealen van LSD), of in het buitenland, en had een aantal kortlopende engagementen (met The Studs, de Flash & Dance Band, Vitesse).
In 1976 begon Brood zijn eigen groep, Herman Brood & His Wild Romance (en ging samenwerken met fotograaf Anton Corbijn). Ze speelden in het club- en cafécircuit, eerst in Groningen. In 1977 bracht de band hun eerste album uit, Street.
Ze zijn nog steeds het meest bekend van hun tweede album, Shpritsz – een woordspeling op het Duitse woord Spritze voor injectiespuit – uit 1978. Dit album bevatte Brood anthems als “Dope Sucks,” “Rock & Roll Junkie,” en hun eerste Nederlandse hitsingle, “Saturday Night.”
Broods uitgesproken uitspraken in de pers over seks- en drugsgebruik brachten hem meer nog dan zijn muziek in de Nederlandse publieke arena. Hij had een romantische relatie met de Duitse zangeres Nina Hagen, met wie hij in 1979 te zien was in de film Cha-Cha. Hij zou het onderwerp zijn van haar lied “Herrmann Hiess Er” (Engelse titel “Herrmann Was His Name”) van het Unbehagen album uit 1979, een lied over een drugsverslaafde. Brood genoot van de media-aandacht en werd de beroemdste harddrugsgebruiker van Nederland.
In de zomer van 1979 probeerde Brood de Amerikaanse markt te betreden, met steun van Ariola’s Amerikaanse divisie, die probeerde uit te breiden naar rockmuziek. Na het succes van Shpritsz, werd de band geboekt als voorprogramma van The Kinks en The Cars, spelend in auditoria; “Herman Brood and His Wild Romance Tour Cha Cha ’79” speelde in New York’s (Bottom Line) en Los Angeles’s (Roxy). Een opnieuw opgenomen versie van “Saturday Night” piekte op nummer 35 in de Billboard Hot 100, maar de grote doorbraak waar Brood op hoopte bleef uit. Toen hij in oktober 1979 naar Nederland terugkeerde, was zijn band uit elkaar beginnen te vallen, en al snel ging het bergafwaarts met zijn populariteit.
Brood bleef gedurende de jaren ’80 platen opnemen en had een paar hits – een top-10 single, “Als Je Wint” met Henny Vrienten, en een kleine hit met een reggaenummer, “Tattoo Song,” maar hij besteedde meer en meer tijd aan zijn kunstwerken. In 1990 won hij de BV Popprijs, een van de hoogste Nederlandse prijzen voor populaire muziek, en nam hij Freeze op met Clarence Clemons van de E Street Band en Tejano-accordeonist Flaco Jiménez. Een live “best of” album, Saturday Night Live, verscheen in 1992. Zijn 50e verjaardag, in 1996, werd gevierd met een show in het muziek- en cultuurcentrum Paradiso in Amsterdam, en het album (met duetten) werd in hetzelfde jaar uitgebracht.
Na zijn carrière in de muziek richtte Brood zich op de schilderkunst en werd een bekende figuur in Amsterdamse kunstkringen. Zijn kunst is het best te omschrijven als pop-art, vaak zeer kleurrijk en op graffiti geïnspireerde zeefdrukken, en hij bereikte enig commercieel succes en bekendheid door bijvoorbeeld muurschilderingen te maken in diverse openbare ruimtes in en rond Amsterdam.
Tegen het einde van zijn leven zwoer Brood zich te onthouden van de meeste drugs, en verminderde zijn drugsgebruik tot alcohol en een dagelijks shot speed. Op 11 juli 2001, depressief door het mislukken van zijn afkickprogramma en geconfronteerd met ernstige medische problemen als gevolg van zijn langdurige drugsgebruik, pleegde hij zelfmoord door van het dak van het Amsterdamse Hilton Hotel te springen op 54-jarige leeftijd. Hij liet een briefje achter met de tekst: “Party on. Ik zie jullie nog wel.”